isso-publicatie 88-2007

25
publicatie 88 KENNISINSTITUUT VOOR DE INSTALLATIESECTOR KWALITEITSEISEN VOOR DE CONSTRUCTIE VAN TUINBOUWKASSEN Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Upload: stichting-isso

Post on 10-Mar-2016

320 views

Category:

Documents


23 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: ISSO-publicatie 88-2007

publicatie

88

KE

NN

ISIN

ST

ITU

UT

VO

OR

DE

INS

TA

LL

AT

IES

EC

TO

R

KW

ALIT

EIT

SE

ISE

N V

OO

R D

E C

ON

ST

RU

CT

IE V

AN

TU

INB

OU

WK

ASS

EN

Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

ISBN 978-90-5044-149-0

Page 2: ISSO-publicatie 88-2007

VOOR MEER INFORMATIE KIJK OP WWW.ISSO.NL

ISSO-UITGAVENISSO

Kruisplein 253014 DB RotterdamPostbus 5773000 AN RotterdamTel. 010-2065969Fax 010-2130384E-mail: [email protected]

De in ISSO deelnemende organisaties zijn:ONRI: Organisatie van advies- en ingenieursbureausPIT: Stichting Promotie InstallatietechniekTVVL: Nederlandse Technische Vereniging voor Installaties in GebouwenUNETO-VNI: Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandelVABI: Vereniging voor Automatisering in de Bouw- en installatietechniek

De werkzaamheden worden begeleid door de Raad van Begeleiding, welke ten tijde van het tot stand komen van deze publicatie als volgt was samengesteld:De heer ing. H. BesselinkMevrouw dr. ir. P.M. BluyssenDe heer ir. P.R. van DamDe heer ir. J.J.N.M. HogelingDe heer ing. W.F.G. HooijkaasDe heer H.M.A. Janssen GroesbeekDe heer ir. P.H.H. Leijendeckers prof.M.De heer prof.dr.ir. A.H.C. van PaassenDe heer ir. W.G. Ram

De realisatie van de ISSO-publicatie 88 ‘’Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouw-kassen’’ werd verzorgd door de ISSO-kontaktgroep 75.3 ‘’constructie van tuinbouwkassen’’, die als volgt was samengesteld:De heer A.H.L. Boeters Boeters Glastuinbouw-projecten BVDe heer D. Fennema Dalsem Tuinbouwprojecten B.V.De heer R. Grootscholten P.L.J. Bom Holding B.V.De heer H. ‘t Hart TNO Bouw en OndergrondDe heer O.P. van Marrewijk Interpolis AgroDe heer W. Nat VEK Adviesgroep BVDe heer C.M. Overvliet Alcomij B.V.De heer M.A.W. Steentjes (voorzitter) Van der Hoeven GroepDe heer ir. A.M. van Weele (secretaris/rapporteur) ISSO

De realisatie van de publicaties is mede mogelijk gemaakt door:

AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever)

OVTO te ’s-Gravenzande

Interpolis te Zoetermeer

ABN AMRO te Amsterdam

Ministerie van LNV, Directie Industrie & Handel te Den Haag

Kennisinstituut voor de Installatiesector

ISSO houdt zich bezig met het identi� ceren van kennisvragen binnen de installatiesector, het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van praktische ISSO-publicaties en het bevorderen van het gebruiken van ISSO-publicaties als norm-stellende richtlijnen.

De heer W.J.H. Sche� erDe heer ir. W. SchuringaDe heer ing. R. SteineDe heer ir. P.A.L. StoelingaDe heer ing. A.A.L. Traversari MBADe heer ir. E.J. WagenaarDe heer ir. T.M.E. ZaalDe heer prof. ir. W. Zeiler

Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij zowel het verzamelen als bij het verwerken en opstellen van de in deze publicatie vervatte gegevens. Nochtans moet niet wor-den uitgesloten, dat deze publicatie onvolledig is of dat zij onjuistheden of onvolkomenheden bevat. Degene die van deze publicatie en de daarin vermelde gegevens gebruik maakt, aanvaardt dan ook daarvoor zelf het risico.

Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt sluiten iedere aansprakelijkheid uit voor zowel schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van de publicatie als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van eventuele (druk-)fouten, onvolledigheden en onvolkomenhe-den van deze publicatie.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur van Stichting ISSO.

Voorzover het maken van kopieën uit deze publicatie is toegestaan op grond van artikel 16h t/m 16m Au-teurswet 1912 jo het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp).

All rights reserved. No part of this pu-blication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the written permission of the foundation ISSO.

Op alle publicaties van Stichting ISSO zijn de Algemene Leveringsvoor-waarden van toepassing. Deze kunt u lezen op www.isso.nl of opvragen bij Stichting ISSO.

Aanvullingen en eventuele errata zijn te raadplegen via onze website: www.isso.nl

Eventuele opmerkingen en vragen kunnen doorgegeven worden aan ISSO, Postbus 577, 3000 AN Rotterdam, e-mail: [email protected]

© Stichting ISSO – Rotterdam, juni 2007

ISSO-PUBLICATIES 2 Zontoetredingsfactoren (1975) 3 Zonstralingstabellen (1976) 6 U- en R-waarden voor bouwkundige constructies (1987H) 7 Grondleidingen voor warmtetransport (1979) 8 Berekening van het thermische gedrag van gebouwen bij zomer-

ontwerpcondities (1985)11 Warmteterugwinning (1982)12 Verkort referentiejaar voor buitencondities (1986H)13 Aanbevelingen ter voorkoming van ketelsteenvorming in watervoerende

installaties (1983)14 Zonneboilers; ontwerp, uitvoering en advisering (1992H)16 De jaarlijkse warmtebehoefte van woningen, energiegebruikberekening

per vertrek en totaal (1987)17 Luchtkanaalberekening (1993H)18 Leidingnetberekening (1987)19 Thermisch binnenklimaat, aanbevelingen (1991)20 Energiegebruik in kantoorgebouwen (1987)21 Berekening van het energiegebruik voor klimatisering en verlichting

van kantoorgebouwen (1994)22 Energiegebruik in schoolgebouwen (1987)23 Correctieprocedure referentiejaar naar actueel jaar (1988)24 Installatiegeluid, ontwerpaanbevelingen en grondslagen voor

geluidstechnische berekeningen aan installaties (1990)25 Leidingisolatie – berekening van de economisch optimale dikte en

dikte ter voorkoming van condensatie (1991)26 Uitwendige corrosie: aanbevelingen ter voorkoming van uitwendige

corrosie in verwarmings- en luchttechnische installatie (1990)27 Lucht� lters in comfortinstallaties (1991)29 Stralingsverwarming in hoge ruimten, indirect systeem (1992)30 Leidingwaterinstallaties in woningen (2004)30.3 ISSO/VNI Richtlijn Waterslag in tapwaterinstallaties (1998)30.4 ISSO/VNI Richtlijn Warmteterugwinning uit douchewater (2003)30.5 ISSO/VNI Richtlijn LegionellaCode Woninginstallaties (2003)31 Meetpunten en meetmethoden voor klimaatinstallaties (1995)32 Uitgangspunten temperatuursimulatieberekeningen (1994)33 Kengetallen en vuistregels (1996)34 Stralingsverwarming in hoge ruimten, direct systeem (1994)35 Van automatisering naar gebouwbeheer – Een overzicht van de stand

van zaken (1994)36 Standaard vraagspeci� catie voor installaties in gebouwen (1995)37 Energiewijzer kantoren (1995)38 Handboek warmtepompen voor de gebouwde omgeving (1996)39 Langetermijnkoudeopslag in de bodem (1997)40 Werkplekklimatisering door verdringingsventilatie in een kantooromge-

ving (1994)41 Energiewijzer woningen (1995)43 Concepten voor klimaatinstallaties (1998)44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen (1998)45 Methoden voor energiebesparingberekeningen – Onderbouwing-

methode Energiebesparingfonds (EBF) (1997)46 Ontwerp van individuele hydraulische schakelingen voor verwarmen

van eengezinswoningen (2000)47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen (2005)48 Klimaatplafonds/Koelconvectoren: richtlijnen voor ontwerp en

uitvoering (1998)49 Vloer-/wandverwarming; vloer-/wandkoeling (2005)50 Ontwerptechnische kwaliteitseisen voor warmwaterverwarmings-

installaties in woningen en woongebouwen (1999)51 Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen (2003)53 Dimensionering verwarmingsinstallaties U-bouw (2002)54 Energie Diagnose Referentie (EDR) (losbladig) (2003)55 Tapwaterinstallaties in woon- en utiliteitsgebouwen (2001)55.1 Handleiding legionellapreventie in leidingwater (2005)55.2 Handleiding zorglicht legionellapreventie (2005)56 Inregelen van ontwerpvolumestromen in individuele verwarmings-

installaties in woningen (2002)57 Warmteverliesberekening voor industriegebouwen (2002)58 Luchtverwarming woningbouw (2004)59 Grote zonneboilers (2001)60 U- en R- Waarden (2005)

61 Kwaliteitseisen ventilatiesystemen woningen (2001)62 Gebalanceerde ventilatie en wtw in woningen (2003)64 Kwaliteitseisen isoleren (2002)65 Inregelen van ontwerpvolumestromen in warmwaterverwarmings-

installaties (2004)66 Vermogen van radiatoren en convectoren in praktijksituaties (2001)

(Herziening ISSO 1)68 Energetisch optimale stook- en koellijnen (2002)69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie

(2002)70.1 Hemelwater binnen de perceelgrens (2000)70.2 Individuele behandeling van afvalwater (IBA) (2000)70.3 Grijswater binnen de perceelgrens (2002)71 Optimale warmte opwekkingsinstallaties (2003)72 Ontwerpen van individuele en klein elektrische warmtepompsystemen

(2005)73 Ontwerp en Uitvoering van Verticale Bodemwarmtewisselaars (2005) 74 Thermisch behaaglijkheid - eisen voor de binnen temperatuur in

gebouwen (2004)75 Handleiding Energieprestatie-Advies Utiliteitsgebouwen (2007) (3 delen)76 Montage- en materiaalspeci� caties voor warmwater-verwarmings-

installaties (2005)77 Installaties voor Levensloopbestendig Wonen: functie, ontwerp en

uitvoering (2004)78 Handleiding Zonnestroom voor ontwerper en installateur (2006)79 Inspectie en Onderhoud van Noodverlichtingsinstallaties (2004)80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmte-

pompen in de woningbouw (2007)81 Handboek integraal ontwerpen van warmtepompinstallaties voor

utiliteitsgebouwen (2007)82 Handleiding Energieprestatie-Advies Woningen (2007) (3 delen)83 Een helder licht op werkplekverlichting (2006)86 Kwaliteitseisen voor warmtetechnische en CO2-installaties in tuinbouw-

kassen (2007)87 Kwaliteitseisen voor watertechnische installaties in tuinbouwkassen

(2007)88 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen (2007)

VOOR (RESEARCH)RAPPORTEN en ISSO-SBR-PUBLICATIES ZIE WWW.ISSO.NL

BEOORDELINGSRICHTLIJNENBRL 1201 Nationale BRL voor het ontwerpen, leveren en installeren van

bliksemveilige installaties (2003)BRL 6000 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL®

procescerti� caat voor ‘Ontwerpen, installeren en beheren van installaties’ (2006)

BRL 9500 Energieprestatieadvisering (2007)BRL 9501 Nationale BRL voor het KOMO-attest voor energiegebruik-

berekeningsmethoden (2007)BRL 9502 Nationale BRL voor het KOMO-procescerti� caat EPA voor

woningen (2002)

DIVERSENThemamap Opbergcassette per vakgebied (2004)NTR 3216 Binnenriolering richtlijn voor ontwerp en uitvoering (2002)

(te bestellen bij NEN, 015-269 03 90)900 Verdringingsventilatie (2004)901 Binnenmilieu en productiviteit in kantoren (2007)GIW Installatie-eisen nieuwbouw eengezinswoningen en

appartementen (2007)HBK Handboek Installatietechniek (2002)

ISSO-KLEINTJESHandleiding Kleintje Water (2003)Handleiding Kleintje Inregelen (2004)Handleiding Kleintje GAVO (2004)Handleiding Kleintje Warmteverlies voor woningen (2005)Handleiding Kleintje Cv (2006)Handleiding Kleintje Binnenklimaat (2006)Handleiding Kleintje Vloerverwarming (2005)

AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever) AVAG te ‘s-Gravenzande (opdrachtgever)

ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam ABN AMRO te Amsterdam

OVTO te ’s-Gravenzande

Interpolis te Zoetermeer Interpolis te Zoetermeer Interpolis te Zoetermeer Interpolis te Zoetermeer

Ministerie van LNV, Directie Industrie & Handel te Den Haag

Page 3: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88

Kwaliteitseisen voor de constructie van

tuinbouwkassen

Ontwerp en uitvoering per onderwerp

ISBN: 978-90-5044-149-0

Page 4: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 3 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 9

Summary 9

Inleiding 11

Leeswijzer 13

Symbolen 15

Begrippen 16

1 Fundering 17

1.1 Algemeen 17

1.2 Sondering 17

1.3 Niet onderheide fundering 181.3.1 Randfundatie 181.3.2 Poeren (pulspalen) randfundatie 191.3.3 Fundatie met prefab fundatiepalen 191.3.4 Prefab fundatiepaal 191.3.5 Poer van de prefab fundatiepaal 201.3.6 Fundatiepalen plaatsen 201.3.7 Reparatie/vervanging gebroken fundatiepalen 211.3.8 Verwerking van het beton 211.3.9 Alternatieve fundatiematerialen 22

1.4 Onderheide fundering 221.4.1 Houten heipalen 221.4.2 Oplanger/opzetter 23

2 Belastingen 25

2.1 Permanente belastingen 25

2.2 Permanent aanwezige installatiebelasting 252.2.1 Hangende teeltgoten 252.2.2 Deksproeiers 262.2.3 Buitenschermen 262.2.4 Regenleidingbelasting 262.2.5 Trekkrachten door scherming 262.2.6 Belichting 282.2.7 Gewasdraden 29

2.3 Windbelasting 29

2.4 Sneeuwbelasting 31

2.5 Gewasbelasting 312.5.1 Dubbele teeltlagen 32

2.6 Geconcentreerde verticale belasting 322.6.1 Belasting door vaste apparaten 32

2.7 Belasting door personen 32

2.8 Incidenteel aanwezige installatiebelasting 322.8.1 Servicerail 322.8.2 Kasdekreiniger/-wagens 322.8.3 Transportkrachten 33

2.9 Thermische belasting 33

3 Staalbouw 35

3.1 Toetsing van de uiterste grenstoestanden 35

3.2 Materialen 35

3.3 Hoofddraagconstructie; toelaatbare vervormingen en afmetingen 35

3.4 Kolom/tralieligger/spant 36

3.5 Kwaliteitseisen buitendeuren 37

3.6 Corrosie en corrosiebescherming 38

4 Aluminium 39

Page 5: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 4 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

5 Goten 41Uitvoering 41

5.1 Corrosie en corrosiebescherming van stalen goten 42

6 Omhullingssystemen en materialen 43Uitvoering 43

6.1 Productcriteria voor tuinbouwglas 44Uitvoering 44

6.2 Oplegging van starre omhullingmaterialen 456.2.1 Oplegging van vlakglas 45Uitvoering 486.2.2 Oplegging van starre omhullingmaterialen, anders dan vlakglas 486.2.3 Luchtramen 49Uitvoering 49

7 Hemelwaterafvoer (HWA) 51

7.1 Dimensionering 51

7.2 PVC buizen 52

7.3 PVC Verzamelleidingen 53Uitvoering 54

7.4 Standleidingen 55Uitvoering 55

7.5 Condensaatafvoer 56

8 Te gebruiken meetinstrumenten 57

9 Oplevering 59

9.1 Handleiding van de kas 59

10 MKK Specificatiebladen 61

10.1 Opzet in de MKK-structuur 61

10.2 Ontwerpproces 62

Specificatiebladen

I. PROGRAMMAFASE 65

I.0 Algemeen 65

I.0-1 Programma van eisen 65

I.0-2 Randvoorwaarden 66

I.1-1 Taken en verantwoordelijkheden. 68

I.2-1 Uitwisseling informatie 69

I.8-1 Rapportage. 70

II. VOORONTWERP 72

II.0-1 Algemeen 72

II.2-1 Uitwisseling van informatie. 73

II.8-1 Rapportage 75

III DEFINITIEF ONTWERP 76

III.0-1 Algemeen 76

III.2-1 Informatie 77

III.3-1 Fundering 78

III.3-1.1 Algemeen 78

III.3-1.2 Sondering 79

III.3-1.3 Niet onderheide fundering 80

III.3-1.3.1 Randfundatie 81

III.3-1.3.2 Poeren (pulspalen) randfundatie 83

Page 6: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 5 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

III.3-1.3.3 Fundatie met prefab fundatiepalen 84

III.3-1.3.4 Prefab fundatiepaal 85

III.3-1.3.5 De poer van de prefab fundatiepaal 86

III.3-1.3.6 Fundatiepalen plaatsen. 87

III.3-1.3.7 Reparatie/vervanging gebroken fundatiepalen. 89

III.3-1.3.8 Verwerking van het Beton 90

III.3-1.3.9 Alternatieve fundatiematerialen 91

III.3-1.4 Onderheide fundering 92

III.3-1.4.1 Houten heipalen 93

III.3-1.4.2 Oplanger/opzetter 94

III.3-2 Belastingen 96

III.3-2.1 Permanente belastingen. 97

III.3-2.2 Permanent aanwezige installatiebelasting 98

III.3-2.2.1 Hangende teeltgoten 99

III.3-2.2.2 Deksproeiers 100

III.3-2.2.3 Buitenschermen 101

III.3-2.2.4 Regenleidingbelasting 102

III.3-2.2.5 Trekkrachten door scherming 103

III.3-2.2.6 Belichting 107

III.3-2.2.7 Gewasdraden 108

III.3-2.3 Windbelasting 109

III.3-2.4 Sneeuwbelasting 111

III.3-2.5 Gewasbelasting 112

III.3-2.5.1 Dubbele teeltlagen 113

III.3-2.6 Geconcentreerde verticale belasting 114

III.3-2.6.1 Belasting door vaste apparaten 114

III.3-2.7 Belasting door personen 115

III.3-2.8 Incidenteel aanwezige installatiebelasting 116

III.3-2.8.1 Servicerail 116

III.3-2.8.2 Kasdekreiniger/dekwagens 117

III.3-2.8.3 Transportkrachten 118

III.3-2.9 Thermische belasting 119

III.3-3 Staalbouw 120

III.3-3.1 Toetsing van de uiterste grenstoestanden 120

III.3-3.2 Materialen 121

III.3-3.3 Hoofddraagconstructie; toelaatbare vervormingen en afmetingen 122

III.3-3.4 Kolom/tralieligger/spant 123

III.3-3.5 Corrosie en corrosiebescherming 126

III.3-4 Aluminium 128

III.3-3.4.1 Kwaliteitseisen buitendeuren 129

III.3-5 Goten en hemelwaterafvoer 130

III.3-6 Omhullingssystemen en materialen 132

III.3-6.1 Productcriteria voor tuinbouwglas 133

III.3-6.2 Oplegging van starre omhullingsmaterialen 134

III.3-6.2.1 Oplegging van vlakglas 135

III.3-6.2.2 Oplegging van starre omhullingsmaterialen, anders dan vlakglas 138

III.3-6.2.3 Luchtramen 139

III.3-7 Hemelwaterafvoer (HWA) 140

III.3-7.1 Dimensionering 140

III.3-7.2 PVC buizen 141

Page 7: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 6 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

III.3-7.3 PVC verzamelleidingen 142

III.3-7.4 Standleidingen 144

III.3-7.5 Condensaatafvoer 145

III.4-1 Fundering 146

III.4-1.2 Sondering 146

III.4-1.3.1 Randfundatie 147

III.4-1.3.2 Poeren (pulspalen) randfundatie 148

III.4-1.3.7 Reparatie/vervanging gebroken fundatiepalen. 149

III.4-2 Belastingen 150

III.4-2.1 Permanente belastingen. 150

III.4-2.2.1 Hangende teeltgoten 151

III.4-2.4 Sneeuwbelasting op het dek 152

III.4-2.8.2 Kasdekreiniger/dekwagens 153

III.4-2.8.3 Transportkrachten 154

III.4-5 Goten en hemelwaterafvoer 155

III.4-5.1 Corrosie en corrosiebescherming van stalten goten 156

II.4-6.2.1 Oplegging van vlakglas 157

III.4-6.2.2 Oplegging van starre omhullingsmaterialen, anders dan vlakglas 158

III.4-7.1 Dimensionering van de hemelwaterafvoer 159

III.4-7.2 PVC-buizen 162

III.4-7.3 (PVC) Verzamelleidingen 163

III.4-7.4 Standleidingen 165

III.4-7.5 Condensaatafvoer. 166

IIII.8-1 Algemeen 167

IV. UITVOERINGSFASE 168

IV.0-1 Algemeen 168

IV.2-1 Uitwisseling van informatie 169

IV.3-1 Fundering 170

IV.3-1.3 Heipalen 170

IV.3-1.3.2 Betonpalen schoorfunctie 171

IV.3-1.4 Oplangers / opzetters 172

IV.3-1.8 Randfundatie/voet 173

IV.3-2.2.7 Gewasdraden 174

IV.3-3 Staalbouw 175

IV.3-3.5 Corrosie en corrosiebescherming 176

IV.3-6 Omhullingssystemen en materialen 177

IV.3-6.1 Productcriteria voor tuinbouwglas 179

IV.3-6.2.3 Luchtramen en luchtmechaniek 180

IV.3-8 Eisen te stellen aan meetapparatuur 181

IV.3-9 Oplevering 182

IV.3-9.1 Handleiding van de kas 183

IV.4-6.1 Productcriteria voor tuinbouwglas 184

IV.4-6.2.3 Luchtramen en luchtmechaniek 185

IV.4-7.2 PVC-leidingen 186

IV.8-1 Algemeen 187

V. Beheer en onderhoud 188

V.2-1 Uitwisseling van informatie 188

V.3-3.6 Corrosie en corrosiebescherming 189

Page 8: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 7 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

V.3-5 Goten en hemelwaterafvoer 190

V.3-6.1.2 Ruitbreuk 191

V.3-8 Onderhoudschema 192

V.4-6.1.2 Ruitbreuk 193

V.4-8 Onderhoudschema 194

Bijlage A Voorbeeld van opname formulieren 195

Literatuur 199

Page 9: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 8 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Page 10: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 9 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

SAMENVATTING

In deze publicatie wordt niet alleen ingegaan op het ontwerp, maar ook op uitvoering, oplevering, onder-houd en beheer van de kas-constructie. Onder kascon-structies worden de volgende delen van de kas verstaan:

- de fundering;- de staalconstructie;- de omhullingssystemen;- de goten;- de hemelwaterafvoer.

In de publicatie wordt ook aangegeven waaraan een handleiding van de kas minimaal moet voldoen.Het gehele proces is opgedeeld in de verschillende projectfasen. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van bestaande normen en richtlijnen. Deze publicatie is bedoeld als basisdocument voor een nationale be-oordelingsrichtlijn BRL.

De publicatie begint bij het opstellen van het pro-gramma van eisen en het verzamelen van de gegevens met betrekking tot het terrein waar de kas gebouwd moet gaan worden. In het programma van eisen wordt onder andere vastgesteld wat de verschillende belas-tingen bijvoorbeeld t.g.v. scherming, dekwassers, teeltgoten etc op de kas zullen zijn.Voor de sterkteberekeningen wordt de, in het Bouw-besluit aangewezen, NEN 3859 gevolgd en wordt waar nodig ingegaan op beschikbare controleberekenin-gen in de branche.Voor het gehele proces vanaf het heien van de palen tot en met de ingebruikname van de kas worden eisen en richtwaarden gegeven om te komen tot een kwali-tatief goede kas.

Voor het voortbrengingsproces van de constructie van tuinbouwkassen en de in die kassen aanwezige wam-tetechnische en watertechnische installaties zijn, eveneens in de MKK-structuur, de ISSO-publicaties 86 en 87 ontwikkeld. Deze 3 publicaties met betrekking tot tuinbouwkassen zijn op elkaar afgestemd en slui-ten op elkaar aan.

SUMMARY

This publication not only discusses the design but also the execution, delivery, maintenance and control of the greenhouse construction. Under greenhouse con-structions the following parts are meant to be under-stood:

- the foundations;- the steel construction;- the covering systems;- the gutters;- rain water drainage.

The publication also discusses the minimal instruc-tions in the manual of the greenhouse. The entire pro-cess is divided into various project phases. Where possible use is made of existing standards and guideli-nes. This publication is meant to be a basic document for a national assessment guideline.

The publication starts with the Program of Demands and the collection of data related to the location of the greenhouse to be build. The Program of Demand amongst others includes the various effects that, for example, the results of screening, cover washing, culti-vation drains have on the greenhouse.With respect to the strength calculations the NEN 3859, as indicated by the Building Decree, is followed and if so available other control calculations are discus-sed.

For the entire process, from driving piles into the ground up to and including the occupation of the greenhouse, requirements and guidelines are given to realize a qualitatively sound greenhouse.

For the production process of the construction of the horticultural greenhouses and the heat technical and water technical installations present, the ISSO-publica-tions 86 and 88 were developed in accordance with the MKK structure. These 3 publications about horti-cultural green-houses are geared to one another.

Page 11: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 10 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Page 12: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 11 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

INLEIDING

Deze publicatie geeft eisen waaraan goede kascon-structies moeten voldoen. Onder kasconstructies wor-den de volgende delen van de kas verstaan:

- de fundering;- de staalconstructie;- de omhullingssystemen;- de goten;- de hemelwaterafvoer.

De op de kasconstructie inwerkende belastingen zijn t.g.v. het gebruik (bijvoorbeeld belasting t.g.v. de teelt) en/of onderhoud (belasting t.g.v. bijvoorbeeld een dekwasser). Dit zijn belangrijke invoerwaarden bij de berekeningen. Naast de eisen wordt ook ingegaan op de middelen/methoden om aan deze eisen te voldoen.In deze publicatie wordt niet alleen in gegaan op het ontwerp, maar ook op uitvoering, oplevering en on-derhoud en beheer van de kasconstructie. Ook wordt aangegeven waaraan een handleiding van de installa-ties minimaal moet voldoen.Deze publicatie vormt de basis voor BRL 8000 "Ont-werpen en bouwen van tuinbouwkas-constructies en -installaties".Om als basis voor een BRL te kunnen dienen is het noodzakelijk dat de publicatie in de zg. MKK structuur (Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties) is op-gesteld. Hoewel dit model voor klimaatinstallaties is opgezet is de structuur zonder meer ook bruikbaar voor de bepaling van de constructie van de kas. Het model wordt onderstaand verder toegelicht.

ToepassingsgebiedDe publicatie geeft niet alleen hulpmiddelen voor de communicatie met de opdrachtgever (gebruiker) bij het vaststellen van de uitgangspunten maar doorloopt alle projectfasen vanaf de initiatieffase tot en met het beheer en onderhoud van de kas.

DoelgroepDe doelgroep wordt gevormd door:

- de ontwerpende en uitvoerende disciplines;- toeleverende industrie zoals leveranciers, fabri-

kanten en importeurs;- de opdrachtgevers.

Page 13: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 12 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Page 14: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 13 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

LEESWIJZER

Leeswijze van de diverse paragrafen/paragraafnummeringAan de kop van de pagina staat een heading die exact aangeeft in welke fase van de MKK-structuur het be-treffende specificatieblad zich bevindt. Onderstaand een voorbeeld van zo'n heading:

In dit voorbeeld betreft het een specificatieblad uit de programmafase met een beschrijving van de doelstel-ling en uitgangspunten

De nummering van de specificatiebladen is aangepast aan de verschillende fasen uit de MKK structuur. Het specificatiebladnummer is als volgt opgebouwd: Het Romeinse cijfer geeft aan om welke projectfase het gaat. Het cijfer na de punt achter de projectfase geeft aan op welk beheeraspect dit specificatieblad betrek-king heeft. Na de liggende streep komt het specifica-tiebladnummer dat voor ieder onderwerp in de gehele publicatie gelijk gehouden wordt. In een voorbeeld wordt dit toegelicht: Specificatieblad III.3-7 betreft een specificatieblad uit het definitieve ontwerp waarbij het eisen betreft voor hemelwaterafvoer. Specificatieblad IV.3-7 gaat wederom over hemelwaterafvoer, maar nu betreft het eisen m.b.t. de dimensionering.Een verwijzing in een grijze balk geeft aan welke speci-ficatiebladen meer informatie (bijvoorbeeld een bere-keningsmethode om aan een eis te voldoen, of een opnamestaat etc. ) over het onderwerp van dit specifi-catieblad bevatten.Bijvoorbeeld:

Leeswijzer publicatieDeze publicatie behandelt kwaliteitseisen om te ko-men tot een goede kas. Door het bouwbesluit wordt de NEN 3859 aangewezen. Deze norm gaat in op de constructieberekeningen van een tuinbouwkas. Deze publicatie verwijst voor een deel naar de NEN 3859 en geeft verder aanvullende kwaliteitseisen.De publicatie kent twee delen:

- Deel 1: Het ontwerp en de realisatie per onder-werp (Hoofdstuk 1 t/m 9);

- Deel 2: De MKK-specificatiebladen; alle fasen vanaf de initiatieffase t/m het beheer en onder-houd worden behandeld.

In de beide delen van de publicatie wordt dezelfde nummering voor onderwerpen aangehouden:

1. Fundering;2. Belastingen;3. Staalbouw;4. Aluminium;5. Goten;6. Omhullingsystemen en materialen;7. Hemelwaterafvoer.

Structuur van de MKK-publicatieIn de praktijk van de kassenbouw komt het erop neer dat de volgende activiteiten bij de benamingen van de projectfasen behoren:

I Programmafase: Dit is de fase van het verzamelen van de noodzakelijke gegevens;

II Ontwerpfase: In deze fase vindt het voorontwerp plaats. De fase wordt afgesloten met het uitbren-gen van de offerte;

III Uitwerkingsfase, of definitief ontwerpfase: In deze fase wordt het ontwerp tot in detail uitgewerkt ten behoeve van de montage;

IV Realisatiefase: Dit is de fase waarbij de kas gemon-teerd wordt en de overdracht naar de opdrachtge-ver plaatsvindt;

V Beheerfase: Dit is de fase waarbij de kas gereed is en het noodzakelijke onderhoud plaatsvindt.

Specificatiebladnummer is opgebouwd uit: projectfase.aspect - onderwerp.Voorbeeld: III.3-5 geeft voor de uitwerkingseisen met betrekking tot goten.

Projectfase I. Programma II.Ontwerp III. Uitwerking IV. Realisatie V. Beheer Beheeraspect 0. Algemeen

Page 15: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 14 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Page 16: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 15 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

SYMBOLEN

A nominale ruitbreedte [m]

Ap geprojecteerd dakoppervlak [m2]

B mintolerantie op de ruitbreedte [m]

C plustolerantie op de ruitbreedte [m]

Cs;red reductiefactor voor trekbelasting [m]

Ct thermische coëfficiënt [-]

D diameter [m]

Dpoer diameter van de poer [m]

Dn nominale hart-op-hart afstand van de glasroeden [m]

Di inwendige diameter van de leiding [m]

F hoogte van de uitloop [m]

G de minimale (gegarandeerde) speling van de ruit in de glassponning [m]

H hoogte [m]

Hd drijfhoogte [m]

Hpoer hoogte van de poer [m]

H minimale oplegbreedte van de ruit over de lengte van de glasroede [m]

H0 waterhoogte op het kasdek/in de goot [m]

I materiaaldikte van de glasroede tussen de ruiten, geen onderdeel van de drukverdelende laag

[m]

L kolomhoogte [m]

Lb lengte van de verzamelbak [m]

Li lengte van het leidingtraject [m]

R hydraulische straal [m]

Ri hydraulische straal [m]

Rmin minimale diktemaat van het rubber [m]

SK sneeuwbelasting op grondniveau [kN/m2]

SP sponningdiepte, inclusief de maat voor eventueel aanwezige drukver-delende laag

[m]

ls overspanning van de spantligger [m]

pw stuwdruk t.g.v. wind [kN/m2]

qb regenintensiteit [l/(s.m2)]

qs netto sneeuwbelasting op het kasdek [N/m2]

qv debiet van standleiding [l/s]

s situeringsreductiefactor voor dakafvoer/gootuitloop [-]

t wanddikte kokerprofiel [m]

tol_plus plustolerantie op de roedeafstand [m]

tol_min de mintolerantie op de roedeafstand [m]

uv de doorbuiging resp. de opbuiging van de spantligger [m]

ze referentiehoogte [m]

μ1 vormfactor voor sneeuwbelasting [-]

ψT reductiefactor bij afsmelten sneeuw [-]

Page 17: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 16 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

BEGRIPPEN

AfschotGeringe, in de stroomrichting neerwaartse helling van een liggende leiding of goot.

CoatingFabrieksmatig aangebrachte beschermlaag (niet zijn-de een zinklaag).

HemelwaterRegenwater.

Scherm geslotenWanneer het scherm/de schermen in een zodanige stand zijn dat zij de eigenschappen van de warmte-overdracht/hoeveelheid licht beduidend beïnvloeden en over het grootste deel van het kasdek c.q. de gevels zichtbaar zijn spreken we van een “gesloten scherm”.

Scherm op pakketWanneer het scherm/de schermen op pakket zijn wil dat zeggen dat de schermen in opgerolde toestand /opgevouwen toestand zijn. Deze stand is ook te defi-niëren als “schermen open”.

SonderenEen methode om door middel van het langzaam en gelijkmatig in de grond drukken van een staaf met een kegelvormige punt de indringingsweerstand te meten van de punt en eventueel van een deel van de staaf.

SondeergrafiekGrafiek waarin de meetresultaten van de sondering zijn uitgezet tegen de diepte.

SondeerconusElement dat is aangebracht aan de onderzijde van de sondeerbuizen, waarmee de conusweerstand en bij gebruik van een kleefmantel ook de plaatselijke wrij-vingsweerstand wordt gemeten.

StandleidingAfvoerleiding die geen grotere helling heeft dan 45 graden ten opzichte van de verticaal.

VerzamelleidingLiggende leiding die standleidingen onderling ver-bindt.

Page 18: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 17 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

1 FUNDERING

1.1 ALGEMEEN

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:- De gelijkmatige verticale zetting van een kas-

fundatie op staal mag gedurende een gebruiks-periode van 15 jaar niet meer bedragen dan 10 cm. Dit moet worden aangetoond met een be-rekening volgens 5.2.2.1 van NEN 6740.

- Zettingsverschillen dienen tot een minimum beperkt te worden.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6740 'Geotechniek - TGB 1990 - Basiseisen en belastingen', 1991 en aanvulling 1997, NEN, Delft.

1.2 SONDERINGHet sonderingraster is mede afhankelijk van de homo-geniteit van de grond. De afstand tussen de sondeer-punten en de te verkennen diepte moeten worden bepaald op basis van de geologie van het gebied, de kennis van de grondgesteldheid, de aard van de fun-dering en de geotechnische constructie. NEN 6740 geeft in artikel 8 richtlijnen voor het bodemonderzoek.

Wettelijke eisen:N.v.t.

Kwaliteitseisen:- Sonderingsrapport met funderingsadvies is

noodzakelijk.- De sondering moet gebaseerd zijn op de NEN

5140.- De van toepassing zijnde sondeerklasse volgt

uit Tabel 1.01.

Normen:- NEN 6740 'Geotechniek - TGB 1990 - Basiseisen

en belastingen', 1991 en aanvulling 1997, NEN, Delft.

- NEN 5140 'Geotechniek - Bepaling van de con-usweerstand en de plaatselijke wrijvingsweer-stand van grond - Elektrische sondeermethode', 1996, NEN, Delft.

Om het funderingsadvies te kunnen optimaliseren die-nen alle sonderingen met meting van de plaatselijke mantelwrijving te worden uitgevoerd. Op basis van de mantelwrijving kan tevens het draagvermogen op kleef en de zettingen worden bepaald.Ter verkenning van de toplagen en de actuele grond-waterstand dient per hectare ten minste 1 handboring tot een diepte van 2 meter te worden uitgevoerd (met een minimum aantal van 2). Deze handboringen kun-nen worden verdeeld over de projectlocatie. Indien slootdempingen etc. aanwezig zijn, is het raadzaam ter plaatse van deze dempingen eveneens een handbo-ring uit te voeren.De beschrijving van de terreinomstandigheden (maai-veldhoogten, sloten, ophogingen) zijn van belang voor de te verstrekken adviezen.

In het algemeen kan worden uitgegaan van een son-deringsraster van 50 m. De uiterste sonderingen van het stramien dienen ter plaatse van de hoekpunten te worden verricht. Er zijn echter gebieden waarvan be-kend is dat de bodemsamenstelling sterk wisselt (bijv. Almere). Hierbij wordt uitgegaan van een smaller ras-ter. Het sonderingrapport dient een advies t.a.v. de in-heidiepte te bevatten.

Tabel 1.01 Overzicht sondeerklassen

Sondeerklasse 2 (Geotechnische categorie CG2, CG3 volgens NEN 6740)Toepassing: Ontwerp van kleefpalen

Sondeerklasse 3 en 4 (Geotechnische categorie CG1, CG2 volgens NEN 6740)Toepassing: Fundering (druk)palen volgens NEN 6743

Page 19: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 18 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

1.3 NIET ONDERHEIDE FUNDERINGBij een niet-onderheide fundering wordt de verticale neerwaartse belasting op de poeren opgenomen door de grond, ook wel fundering "op staal" genoemd.Bij dit type fundering wordt er van uitgegaan dat de grond onder de fundering een minimale gronddruks-panning van 0,7 kg/cm2 = 0,07 N/mm2 kan leveren. Met een sondering van de bouwgrond kan worden aange-toond dat de grond voldoet aan de gestelde eisen.

1.3.1 RandfundatieDe randfundering dient als verankering van de buiten-gevels en tussengevels van de kas in de grond. Als randfundering worden de volgende twee typen het meeste toegepast:In het werk gestorte randfundering:

- Een doorgaande gewapende betonnen rand-balk gefundeerd op poeren (pulspalen) met "haarspeld-wapening".

Een prefab randfundering:- Een systeem met geprefabriceerde betonpalen

die ter plaatse in een gestorte prop beton ge-steld worden met geprefabriceerde wel of niet geïsoleerde afsluitverbindingen/-platen tussen de betonpalen.

NB Er zijn ook andere prefab fundatiesystemen als randfundering mogelijk. Deze worden hier niet behan-deld daar deze niet frequent voorkomen.

Wettelijke eisen:NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Construc-tieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)', 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

Kwaliteitseisen:- De randfundatie wordt uitgevoerd als gewa-

pend beton. De langswapening moet van te vo-ren op bedoelde positie worden aangebracht en mag tussen de oplegpunten niet meer dan 10 mm doorzakken. Bij dit type fundering is geen dwarswapening vereist. Om betonrot te voorkomen dient de wapening zodanig te wor-den aangebracht dat de dekking minimaal vol-doet aan de eis van 30 mm conform NEN 6720. De afwijking van de ligging van het zwaarte-punt van de wapening in een doorsnede ten op-zichte van de in de berekening aangehouden waarde mag maximaal 10 mm bedragen zonder dat een herberekening van het constructiedeel noodzakelijk is.

- De controle van de dimensionering van de uit-voering van de randfundering dient te geschie-den op basis van de kleinste doorsnede (in verband met het afschot).

- Wanneer alle kolommen van de kasconstructie op dezelfde hart-op-hart maten van de poeren (pulspalen) geplaatst worden, zijn de construc-tieve eisen voor de randfundatie gering. Indien de hart-op-hart maten van de poeren (pulspa-len) bijvoorbeeld op de dubbele afstand van de kolommen staan moet bij de dimensionering

van de randfundatie rekening gehouden wor-den met een extra belasting.

- De maximale afwijking van de lengte van de kas volgt uit de NEN 3859: 1/3000 *L of 30 mm (de grootste van de twee waarden dient te worden aangehouden).

- De maximale afwijking van de breedte van de kas volgt uit de NEN 3859:1/3000 *L of 30 mm (de grootste van de twee waarden dient te wor-den aangehouden).

- Haaks op de randfundering kunnen doorvoer-pijpjes worden aangebracht voor bijvoorbeeld het doorvoeren van kabels of afvoerleidingen voor condensaat. Aanbevolen wordt zo gering mogelijke diameters te gebruiken en de door-voer zoveel mogelijk door het midden van de doorsneden en aanzichten aan te brengen. De randafstand van de doorvoerpijpjes tot de wa-pening moet minimaal 30 mm zijn.

- Beton voor de randfundatie moet minimaal klasse C10/15 zijn. Voor de randfundatie moet bij voorkeur beton van klasse C20/25 toegepast worden. De eisen met betrekking tot de wape-ning en eventuele doorvoerpijpjes zijn geba-seerd op een normale kwaliteit van stortbeton.

- Bij het gebruik van beton voor de randfunde-ring van minimaal klasse C20/25 en hoger moet voor het koppelen van de wapeningsstaven in lengterichting minimaal de laslengte worden aangehouden, zoals gegeven in Tabel 1.02. De wapeningstaven kunnen aan elkaar gehecht worden met een hechtdraad. Een juiste overlap en een correcte plaatsing zullen scheurvorming beperken.

- Bij een dilatatie dient de randfundatie onder-broken te worden. Op de plaats van dilataties wordt de wapening eveneens onderbroken en moet een ondersteuning van de randfundering worden aangebracht. De ruimte tussen de twee delen randfundering kan gevuld worden met hard isolatiemateriaal (bijv. polystyreen of PUR);

- Gezien de relatief geringe economische levens-duur van kassen (ca. 15 jaar) en het feit dat de constructieve functie van de randfundering vaak gering is, kunnen voor tuinbouwkassen, op andere plaatsen dan ter plaatse van ankers, scheuren tot maximaal 0,5 mm worden toege-staan voordat tot reparatie moet worden over-gegaan. Een scheur kan bijvoorbeeld goed gerepareerd worden met een reparatiemortel. Scheurvorming ter plaatse van het anker van de kolommen, anders dan haar-scheuren, moeten gerepareerd worden.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)', 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

Page 20: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 19 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

- NEN 6722 'Voorschriften Beton - Uitvoering', 2002, NEN, Delft.

Tabel 1.02 Relatie tussen de laslengte (overlapping) van de wapeningsstaven en de staafdiameter

Normaal wordt de kopgevelfundatie horizontaal uit-gezet. De zijgevelvoet loopt meestal mee met het op schot gelegde land.

De randfundatie kan worden uitgevoerd als gewa-pend beton.

1.3.2 Poeren (pulspalen) randfundatie

Wettelijke eisen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)', 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

Kwaliteitseisen:- Met een grondboor wordt op de plaats van de

ondersteuning van de randfundering een gat op diepte geboord.

- Voor de verbinding tussen de poer (pulspaal) met de randfundatie worden haarspelden toe-gepast. Bij dit type verbinding gelden de in-steekdiepten volgens artikel 9.6.13 NEN 6720.

- De dimensionering van de poeren (pulspalen) is afhankelijk van de belastingen volgens NEN3859 en de eigenschappen van de grond-soort waarin de poer wordt geplaatst. Aanbevo-len wordt de berekeningen uit te voeren met grondsoorten volgens NEN 6740.

- De grootte en afmeting van de poer (pulspaal) volgt uit een funderingsberekening, bijvoor-beeld met behulp van het computerprogram-ma CASTA/Kassenbouw.

- De afmetingen van de poeren pulspalen) zijn ook afhankelijk van de onderlinge afstand. Deze is meestal gelijk aan de kolomafstand in de ge-vels. Poeren kunnen echter ook op de halve of de dubbele afstand van de gevelkolommen worden gepositioneerd.

Normen:NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Construc-tieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)', 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

Uitvoering:De poeren worden ter plaatse van de ondersteunings-punten van de randfundering in het werk gestort.De uitvoering hierbij is als volgt:

- Met een grondboor wordt op de plaats van de ondersteuning een gat geboord met een mini-male diameter van 400 mm. De aanlegdiepte van de poer onder het maaiveld is minimaal 700 mm. De afmetingen van de poeren volgen uit de berekening aan de hand van NEN 3859 (bij-voorbeeld met behulp van het computerpro-gramma CASTA/Kassenbouw).

- Bij het bepalen van de capaciteit van de poer moet rekening gehouden worden met een ge-roerde grondlaag van minimaal 300 mm onder het maaiveld. Deze grondlaag levert geen gronddruk.

- In de poer worden een of twee haarspelen inge-stort voor de verankering met de randfunde-ring. De doorsnede van de wapening van de haarspelden volgt uit de berekening aan de hand van NEN 3859 (bijvoorbeeld met behulp van het computerprogramma CASTA/Kassen-bouw). Bij in het werk gestorte ankers gelden ei-sen voor de insteekdiepten conform artikel 9.6.13 van NEN 6720. Als vuistregel kan worden gehanteerd dat de insteekdiepte minimaal ge-lijk is aan 40x de kernmiddellijn van de wape-ning. Dit leidt soms tot ongewenste grote insteekdiepten. De insteekdiepten mogen gere-duceerd worden door meer haarspelden toe te voegen (bv. bij een overcapaciteit van de door-snede van 2 mag de lengte van de verankering gereduceerd worden met 0,5).

1.3.3 Fundatie met prefab fundatiepalenDe prefab fundatiepalen worden toegepast als veran-kering van de kolommen van de kas in de grond. Bij een niet-onderheide fundering wordt normaal de pre-fab fundatiepaal in een rond boorgat met gestort be-ton gesteld. De betonprop (poer) dient als fundering van de prefab fundatiepaal en de daaraan gekoppelde kolommen van de kas. Dit type fundatie wordt ook toe-gepast als fundering van de gevelkolommen bij het type prefab randfundering met geprefabriceerde af-sluitverbindingen/platen.

1.3.4 Prefab fundatiepaal

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:De prefab fundatiepaal is gefabriceerd uit gewapend beton. De fundatiepalen kunnen worden toegepast als verankering van de binnenkolommen, schoorvakko-lommen en gevelkolommen.

- De doorsnede en de ankers van de fundatiepa-len moeten worden gecontroleerd voor de re-kenbelastingen en worden bepaald volgens

Diameter wapening [mm]

Laslengte wapeningsstaven [mm]

8 320

10 400

12 480

14 550

Page 21: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 20 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

NEN 3859 (bijvoorbeeld met behulp van het computerprogramma CASTA/Kassenbouw);

- De fundatiepaal mag beschouwd worden als een “ligger” volgens NEN 6270 waarbij het toe-passen van beugels in de paal geen vereiste is. Deze uitzondering geldt alleen wanneer is vol-daan aan de volgende voorwaarden:

- De hoofdbelasting op de fundatiepaal be-staat uit buigende momenten;

- De stabiliteit op knik speelt geen rol.

Over het algemeen voldoet de toepassing van de fun-datiepaal aan deze voorwaarden.

Wanneer andere typen fundatiepalen worden toege-past, dienen deze minimaal de vereiste sterkte op te le-veren. Echter ook aan voorwaarden zoals UV-bestendigheid, duurzaamheid en bestendigheid te-gen meststoffen dient voldaan te zijn. De alternatieven producten moeten aantoonbaar op deze eigenschap-pen minimaal gelijkwaardig of beter zijn dan de hier-voor omschreven fundatiepaal.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6270 'Technische grondslagen voor bouw-constructies,TGB 1990. Voorschriften beton'.

1.3.5 Poer van de prefab fundatiepaal

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:Bij het in het werk storten van de betonpoeren voor de fundatie van de prefab fundatiepalen moet de volgen-de werkwijze aangehouden worden:

- Met een grondboor moet op de plaats van de ondersteuning een gat worden geboord met een minimale diameter van 400 mm. De aanleg-diepte van de poer onder het maaiveld is mini-maal 700 mm. Indien de vorstgrens lager ligt zal de minimale diepte daarop moeten worden aangepast. De hoogte van de poer is minimaal 400 mm. De benodigde afmetingen van de be-tonpoer volgen uit de berekening aan de hand van NEN 3859 (bijvoorbeeld met behulp van het computerprogramma CASTA/Kassenbouw);

- Bij het bepalen van de capaciteit van de poer moet rekening gehouden worden met een ge-roerde grondlaag van minimaal 300 mm onder het maaiveld. Deze grondlaag levert geen gronddruk.

- De kwaliteit van de betonpoer is minimaal C10/15 (oude naam is B15). De inhoud van de beton-poer is minimaal 50 liter.

- In de fundatie poeren moet wapening worden toegepast bij de volgende hoogte/diameter verhoudingen: H > 2 x Dpoer of D > 2 x Hpoer.

Normen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

1.3.6 Fundatiepalen plaatsen

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:- De maximale afwijking van de onderlinge af-

stand voor de prefab fundatiepalen is 15 mm (NEN 3859);

- De scheefstand van de fundatiepalen is volgens de NEN 3859 maximaal 1/50 x de lengte van de fundatiepaal.

- De vereiste nauwkeurigheid van de middenpo-sitie van de prefab fundatiepaal in de poer volgt uit Afb. 1.1: De minimale en maximale insteek-diepte van de fundatiepaal in de poer volgt ook uit deze afbeelding. Aanvullend wordt vereist dat de fundatiepaal minimaal 200 mm in de poer steekt.

- Voor schoorvakken geldt dat de tolerantie van de afwijking in de onderlinge afstand van de fundatiepalen niet groter mag zijn dan 5 mm. Om deze nauwkeurigheid te bereiken kan het nodig zijn voor of direct na het storten van de poer de koppelbalken op de fundatiepalen te monteren. In dat geval dienen er voorzieningen getroffen te worden om te voorkomen dat de fundatiepalen door het extra gewicht tijdens het uitharden van het beton in de poer wegzak-ken. Een andere mogelijkheid om de vereiste positienauwkeurigheid van de fundatiepalen te bereiken is het gebruik van afstandsmallen.

- Wanneer de opwaartse belastingen van de kas via een verjonging van de prefab fundatiepaal naar de poer overgebracht moet worden zal deze verjonging volledig in de poer moeten ste-ken.

- Wanneer een kleinere insteekdiepte gewenst is en/of wanneer er geen of onvoldoende verjon-ging beschikbaar is kan een stuk wapeningss-taal in de prefab fundatiepaal worden gestoken waarmee de hechting tussen de fundatiepaal en de poer wordt verbeterd. De vereiste in-steekdiepte wordt dan bepaald door de mini-male randafstand van de wapening van 40 mm.

Met name wanneer er veel speling zit tussen de kop-plaat van de koppelbalken en de fundatiepaal mogen de bevestigingsmiddelen van koppelbalken niet met grote aandraaimomenten worden gemonteerd. Bij grote aandraaimomenten kunnen tijdens montage (te) grote momenten in de fundatiepaal ontstaan met mogelijk breuk als gevolg! Bij een speling groter dan 5 mm tussen de kopplaat en de fundatiepaal (links en rechts opgeteld) moeten vulplaten toegepast worden of moet een andere oplossing toegepast worden waarbij de extra montagekrachten in de funderingse-

Page 22: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 21 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

lementen beperkt worden. Verder moet er op gelet worden dat de kopplaat van de koppelbalk op een vlak deel van de fundatiepaal geplaatst wordt.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6740 'Geotechniek - TGB 1990 - Basiseisen en belastingen', 1991 en aanvulling 1997, NEN, Delft.

Afb. 1.1 Lokatie van de paal in de poer

1.3.7 Reparatie/vervanging gebroken fundatiepalen

Wettelijke eisen:NEN 6702 'Technische grondslagen voor bouwcon-structies - TGB 1990 - Belastingen en vervormingen', 2001, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:- Wanneer de scheurwijdte van een gescheurde

betonnen fundatiepaal nog voldoet aan de ge-stelde eisen voor maximale scheurwijdte vol-gens NEN 6702 is vervanging van de fundatiepaal constructief niet noodzakelijk. In-dien de scheurwijdte groter is moet de funda-tiepaal gerepareerd worden, bijvoorbeeld met een reparatiemortel.

- Wanneer reparatie niet mogelijk is moet de fun-datiepaal vervangen worden. Dat betekent dat de fundatiepaal tot aan de poer moet worden verwijderd. De nieuwe fundatiepaal kan ge-vormd worden door beton op de poer te storten in een bekisting (bijvoorbeeld een ronde PVC buis). De nieuw gestorte fundatiepaal moet daarbij voldoende verankerd worden aan de bestaande poer.

- Wanneer er bij schade verticale scheuren in de fundatiepaal ontstaan, duidt dit op onthechting van de wapening en is het noodzakelijk de fun-datiepaal te vervangen.

Normen:NEN 6702 'Technische grondslagen voor bouwcon-structies - TGB 1990 - Belastingen en vervormingen', 2001, NEN, Delft.

Voor reparatie/vervanging van een gebroken paal gel-den de volgende regels:

- Wanneer de scheurwijdte van een gescheurde betonnen fundatiepaal nog voldoet aan de ge-stelde eisen voor maximale scheurwijdte vol-gens NEN 6702 is vervanging van de fundatiepaal constructief niet noodzakelijk. In-dien de scheurwijdte groter is moet de funda-tiepaal gerepareerd worden, bijvoorbeeld met een reparatiemortel.

- Wanneer reparatie niet mogelijk is moet de fun-datiepaal vervangen worden. Dat betekent dat de fundatiepaal tot aan de poer moet worden verwijderd. De nieuwe fundatiepaal kan ge-vormd worden door beton op de poer te storten in een bekisting (bijvoorbeeld een ronde PVC buis). De nieuw gestorte fundatiepaal moet daarbij voldoende verankerd worden aan de bestaande poer.

- Wanneer er bij schade verticale scheuren in de fundatiepaal ontstaan, duidt dit op onthechting van de wapening en is het noodzakelijk de fun-datiepaal te vervangen.

1.3.8 Verwerking van het beton

Wettelijke eisen:N.v.t.

Kwaliteitseisen verwerking:- Na het storten van de randfundatie moet het

beton verdicht worden met trilnaalden of een methode met een gelijkwaardige verdichting.

- Om een (te) snelle uitdroging van beton bij de randfundering te voorkomen is nabehandeling noodzakelijk (bijv. aanbrengen van een folie, nathouden of toepassen van curing com-pound).

- Bij vorst moeten maatregelen getroffen worden om bevriezing te voorkomen.

- De diepte van de boorgaten van alle funderin-gen moet minimaal gelijk zijn aan de vorstgrens in verband met gevaar voor beschadiging door opvriezen tijdens en na de bouw.

- De valhoogte bij het betonstorten mag niet gro-ter zijn dan nodig is; bij voorkeur niet meer dan ca. 1 meter.

- Tijdens het storten van het beton mag er geen water in de boorgaten staan. Indien het water niet volledig uit het gat te verwijderen is, moet bij het storten van het beton gebruik gemaakt worden van een stortslurf om ontmenging van het beton te voorkomen.

- De verwerkingstijd van beton moet in acht ge-nomen worden. Normaal is dit 2 uur. Te oude mengsels mogen niet meer gebruikt worden. Door speciale toevoegingen is de verwerkings-tijd te verlengen. Verwerk in dat geval het beton volgens de specificaties van de betoncentrale.

- Bij twijfel over de geleverde betonkwaliteit wordt aanbevolen controlemetingen uit te voe-ren.

>50>D/8< D/5< 100

D D> 400

> D/8

Page 23: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 22 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

Kwaliteitseisen nabehandeling:- Na het storten moet het beton beschermd wor-

den tegen uitdroging. Duur van de nabehande-ling volgt uit NEN 6722.

- In het algemeen geldt dat er bij temperaturen onder nul geen beton gestort kan worden. Bij het verwerken van het beton onder maaiveld moet ook de vorst uit de grond zijn. Na het stor-ten bij lage temperaturen moeten de betonop-pervlakken doelmatig afgedekt en zonodig geïsoleerd worden.

- Indien er bij vorst desondanks doorgewerkt moet worden zullen de bekisting en de wape-ning sneeuw- en ijsvrij gemaakt moeten wor-den en moeten koude vlakken waartegen het beton gestort wordt verwarmd worden tot 0 °C of meer. Ook na het storten van het beton moet de temperatuur boven nul gehouden worden.

Normen:NEN 6722 'Voorschriften Beton – Uitvoering', 2002, NEN, Delft.

1.3.9 Alternatieve fundatiematerialen

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:Wanneer andere materialen voor de (prefab) funde-ring worden toegepast, moeten deze gecontroleerd zijn op de vereiste sterkte en stijfheid volgens NEN 3859. Echter ook aan de voorwaarden zoals UV-be-stendigheid, duurzaamheid en bestendigheid tegen meststoffen moeten bekend zijn. De alternatieve ma-terialen en prefab elementen moeten aantoonbaar op deze eigenschappen minimaal gelijkwaardig of beter zijn dan de hiervoor beschreven fundatiesystemen.

Normen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

1.4 ONDERHEIDE FUNDERINGBij een onderheide fundering wordt de verticale neer-waartse belasting op de fundatie rechtstreeks opgeno-men door een heipaal, ook wel fundering "op palen" genoemd.Dit type fundering wordt meestal toegepast in slappe grondsoorten. Er zijn verschillende methoden voor het realiseren van een onderheide constructie. Alleen de meest toegepaste onderheide funderingstypen wor-den hier behandeld. Dit zijn de volgende type funde-ringen (de genoemde fundatie elementen worden van onder naar boven in de grond gestapeld):

Randfundatie:- houten heipaal + poer (pulspaal) + randfundatie- houten heipaal + oplanger/opzetter + randfun-

datie

Fundatie met prefab palen:- houten heipaal + poer + fundatiepaal- houten heipaal + oplanger/opzetter + poer +

fundatiepaal

Houten heipalen waar direct een poer op wordt voor-zien, mogen niet dieper dan 1,5 meter onder het maai-veld geplaatst worden in verband met het schoonmaken en houden van de kop van de paal. In-dien de kop van de paal ter plaatse van het binnenras-ter dieper dan 1,5 meter geplaatst zou moeten worden, moeten prefab oplangers gebruikt worden. De kop en de prefab oplangers wordt tot minimaal 0,8 meter diepte onder maaiveld geplaatst.

Voor het heien worden veelvuldig houten heipalen ge-bruikt. Bij zwaardere belastingen wordt soms gebruik gemaakt van betonnen heipalen. Hierbij hoeft de kop van de paal niet tot onder het grondwaterniveau te worden geheid.

In alle gevallen waar een poer wordt toegepast wordt ervan uitgegaan dat de poer kan scharnieren op de punt van de ondersteuning. Bij het scharnierpunt wor-den dan ook geen eisen gesteld aan eventueel aanwe-zige verbindingen. De poer (pulspaal) moet in deze gevallen gedimensioneerd worden voor alle belastin-gen volgens NEN 3859 3e druk, behalve de neerwaart-se belastingen.

1.4.1 Houten heipalenDe houten heipalen kunnen op verschillende manie-ren de grond inbracht worden: trillen, drukken of heien. In de praktijk zal men vanaf een bepaalde lengte i.c.m. de bodemgesteldheid overgaan op heien.

Wettelijke eisen:NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en constructie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

Kwaliteitseisen:- Houten heipalen moeten voldoen aan de NEN

5491.- De draagkracht moet berekend worden met

NEN 6743.- De gebruikte heipalen moeten voorzien zijn van

een KOMO-keur.- De inheidiepte volgt uit het sonderingsrapport

met advies.- De locatie van de houten heipalen is in de mees-

te gevallen gelijk aan de locatie van de fundatie-poeren. Wanneer hiervan wordt afgeweken moet rekentechnisch worden aangetoond dat de oplossing gelijkwaardig is.

- Om rotten van een houten paal te voorkomen moet de kop van de paal minimaal 40 cm onder het vastgestelde grondwaterniveau (bijvoor-beeld het polderpeil) zitten. Hiervan mag wor-den afgeweken (bijv. 20 cm onder het grondwaterniveau) indien gedurende de le-vensduur een minimale gegarandeerde grond-waterniveau gegeven is.

Page 24: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 23 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

- Voor het bepalen van de vereiste nauwkeurig-heid van de middenpositie van de heipaal moet Afb. 1.1 (bron: NEN 3859) worden aangehou-den.

- Voor de aan te houden inheidiepte wordt het advies van het sonderingsrapport aangehou-den. Voor het storten van de betonprop dient de kop van de paal vrij te zijn van grond tenein-de een goede oplegsituatie te creëren. Aange-zien de verbinding tussen poer en heipaal als “scharnierend” moet worden beschouwd, zijn hiervoor geen constructieve eisen gesteld.

Kwaliteitseisen uitvoering:Inheidiepte moet aangehouden worden. De tolerantie hierbij bedraagt 0.5 cm t.o.v. het aangegeven peil.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 5491 'Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000) - Heipalen - Europees naaldhout', 1999, NEN, Delft.

- NEN 6743 'Geotechniek - Berekeningsmethode voor funderingen op palen – Drukpalen', 1991 met aanvulling van 1997, NEN, Delft.

BRL:BRL 2302 'Heipalen - Europees Naaldhout', 2004, SKH, Wageningen.

1.4.2 Oplanger/opzetterEen prefab oplanger/opzetter wordt op de houten hei-palen de grond ingeheid. De prefab oplanger kent twee uitvoeringen voor de verbinding met de houten heipaal:

- een pen die in de kop van de houten heipaal steekt;

- een bus die over de kop van de houten heipaal valt.

Afb. 1.2 geeft een schematische weergave van een fun-dering met een oplanger.

De uitvoeringsnorm (NEN-EN 12699) geeft aan dat bij een verticale belasting van 50 kN de afmeting van de oplanger minimaal ø 310 mm moet zijn. Wanneer de bus vastgelast is aan de wapening, dan is een kleinere diameter van de oplanger toegestaan (aantonen met berekening). Bij verticale belastingen kleiner dan 50 kN is de diameter minimaal ø 280 mm. Hiervan mag wor-den afgeweken indien is aangetoond dat de oplanger voldoet voor de toepassing.

Afb. 1.2 Schematische weergave fundering met oplan-ger

Wettelijke eisen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)', 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

Kwaliteitseisen:- Indien de oplanger/opzetter ook opwaartse en/

of horizontale belastingen van de fundatie op-neemt moet gecontroleerd worden of de oplan-ger/opzetter voldoende grondweerstand oplevert. Hierbij mag gebruik gemaakt worden van een drie dimensionaal gronddrukmodel volgens de methode Nicolaas (bijvoorbeeld met behulp van het computerprogramma CAS-TA/Kassenbouw).

- Afhankelijk van het type fundering kan het noodzakelijk zijn dat de oplanger/opzetter mo-mentvast verbonden wordt met de daarop ge-plaatste fundatie. In dat geval moet de verbinding uitgevoerd worden met anker(s) en/of wapening. De doorsnede van de verbinding tussen de oplanger/opzetter en de fundatie moeten worden gecontroleerd voor de reken-belastingen bepaald volgens van NEN 3859 (bij-voorbeeld met behulp van het computerprogramma CASTA/Kassenbouw). De verbinding kan op verschillende manieren wor-den gerealiseerd.

1. Prefab oplangers/opzetters toepassen inclusief een uitstekende haarspeld.

2. Het schuin monteren van ankers in de kop van de prefab oplangers/opzetters. Het anker dient onder een hoek van circa 45 graden geplaatst te worden. De insteekdiepte dient minimaal 6x de kernmiddellijn van de verankeringstaaf te zijn met een minimum van 100 mm.

- Het anker wordt in de kop van de oplan-ger/opzetter verankerd met een lijmver-

houtenfunderingspaal

oplanger

maaiveld

opstortdpoer

paal f h

D poe

rh p

oer

kolom

Page 25: ISSO-publicatie 88-2007

ISSO-publicatie 88 24 Kwaliteitseisen voor de constructie van tuinbouwkassen

binding of een verbinding met gelijkwaardige sterkte.

- Het anker moet met voldoende lengte uit de kop van oplanger/opzetter steken, bij-voorbeeld 40x de kernmiddellijn. Volgens artikel 9.6.3 van NEN 6720 mag bij gebo-gen en schuin geplaatste staven vanaf een kernmiddellijn van 16 mm een reductie van de verankeringslengte worden toege-past. Gezien de toepassing is ook bij klei-nere diameters een reductie toegestaan, mits is aangetoond dat de verbinding vol-doende sterk is.

3. Het verticaal monteren van chemische ankers- De insteekdiepte van het anker in de kop

van een oplanger/opzetter is minimaal 6x de kernmiddellijn van de verankeringstaaf met een minimum van 70 mm.

- Het anker wordt in de kop van de oplan-ger/opzetter verankerd met een chemi-sche verbinding.

- Het anker moet met voldoende lengte uit de kop van opzetter/oplanger steken met een minimum lengte van 40x de kernmid-dellijn.

4. Het blootleggen van de wapening in de oplan-ger/opzetter (koppen snellen):

- De oplangers/opzetters worden dan tot ca. 250 mm boven het maaiveld ingeheid. Van het gedeelte wat boven het maaiveld uitsteekt wordt het beton verwijderd (kop-pensnellen). Wapeningstaven die niet no-dig zijn voor de verbinding kunnen worden afgeknipt.

- Voor het bepalen van de vereiste nauwkeurig-heid van de middenpositie van de heipaal wordt afbeelding 1 van NEN 3859 3e druk aan-gehouden.

- Indien op de oplanger/opzetter een poer met een fundatiepaal geplaatst wordt, wordt soms een anker in de kop van de oplanger/opzetter gemonteerd. Aangezien de verbinding tussen poer en heipaal als ‘scharnierend’ wordt be-schouwd, zijn hiervoor geen constructieve ei-sen gesteld.

Kwaliteitseisen uitvoering:- Bij de oplangers met een pen moet eerst een

stalen ring in de kop geslagen worden om splij-ten van de kop te voorkomen op het moment dat de pen wordt ingeheid. Deze ring moet cen-trisch worden aangebracht.

- Bij oplangers met een bus moet de bus cen-trisch worden aangebracht.

- T.b.v. het storten van de poer op de oplangers moet de volgende werkwijze gevolgd worden:

- Met een grondboor wordt boven ieder paal een gat geboord (diameter minimaal 400 mm);

- Vlak voor het betonstorten wordt de grond op de kop van de heipaal wegge-haald. Hierbij ook de kop van de heipaal schoonmaken ter voorkoming van zetting.

Vervolgens worden eventueel de stalen ankerpennen, als aangegeven in het ont-werp, in de kop van de heipaal geslagen;

- Gebruik van een stortslurf bij het beton-storten om ontmenging van het beton t.g.v. grondwater te voorkomen. Gebruik hierbij minimaal 50 liter beton;

- Vervolgens wordt de binnenpaal gesteld of wapening voor randfundatie aange-bracht;

- De scheefstand van een binnenpaal mag maximaal 1/50 bedragen;

- Wapening van de poer moet worden aan-gebracht volgens het ontwerp.

Normen:- NEN 3859 'Tuinbouwkassen - Ontwerp en con-

structie - Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen', 2004, NEN, Delft.

- NEN-EN 12699 'Uitvoering van bijzonder geo-technisch werk – Verdringingspalen', 2001, NEN, Delft.

- NEN 6720 'Voorschriften Beton - TGB 1990 - Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995)'; 1995, NEN, Delft + aanvullingen.

- NEN 6743 'Geotechniek - Berekeningsmethode voor funderingen op palen – Drukpalen', 1991 met aanvulling van 1997, NEN, Delft.

- NEN 6744 'Geotechniek - Berekeningsmethode voor funderingen op staal', 1991, NEN, Delft + aanvulling 1997.

- NEN-EN 12794 'Vooraf vervaardigde betonpro-ducten – Heipalen', 2005, NEN, Delft.

BRL:BRL 2352 'Betonnen heipalen', 2003, KIWA, Rijswijk.